'Vanaf morgen zijn alle eurobankbiljetten ongeldig'

Kunt u zich zo’n mededeling voorstellen?
lees verder

Nee, maakt u zich geen zorgen, dat gebeurt niet. Maar hoe zou u reageren als u dat morgen wél zou horen, van bijvoorbeeld onze minister van Financiën. Ineens al uw geld niets waard.

Hoe moeilijk het ook voor te stellen is dat zoiets kan gebeuren, het kan wel. Sterker nog, het ís eens gebeurd. In Nederland.

Op 26 september 1945 begon de operatie met de codenaam ‘De Grote Veldtocht’. Op die dag verklaarde de toenmalige minister van Financiën Lieftinck – u heeft wellicht ooit gehoord van het tientje van Lieftinck – alle gulden bankbiljetten ongeldig! Dat was de operatie die hij ‘De Grote Veldtocht’ noemde; het doel was enerzijds de tijdens de oorlog enorm toegenomen geldhoeveelheid te reduceren (dat vormde een behoorlijk inflatiegevaar na de bevrijding) en anderzijds een manier waarop de regering de woekerwinsten van zwarthandelaren, vooral in de hongerwinter behaald, af te pakken.

De gulden bankbiljetten waren dus plotsklaps niet meer geldig en iedereen moest zijn/haar bankbiljetten naar de bank brengen en storten op een geblokkeerde bankrekening. Ook alle bankkluizen werden geopend en de inhoud geregistreerd en op een geblokkeerde rekening gestort (de laatste blokkering zou pas op 1 juli 1952 verdwijnen). Alleen wie vervolgens kon bewijzen eerlijk aan zijn/haar geld gekomen te zijn, mocht dat geld behouden. In eerste instantie nog steeds op die geblokkeerde rekening, in afwachting van de nieuwe gulden bankbiljetten die een week later zouden verschijnen, iets wat bijna dreigde te mislukken, waarover later meer. Wie niet kon aantonen dat het geld eerlijk was verkregen verloor bijna alles, want in dat geval werd een belasting van 90 procent erop losgelaten, en riskeerde bovendien vervolging.

Tijdens de omwisselingsweek konden bedrijven geen salarissen uitbetalen, immers alle bankbiljetten waren ongeldig verklaard. Om die week te overbruggen kreeg iedere Nederlander tien gulden, het beroemde tientje van Lieftinck. In werkelijkheid was het echter geen bankbiljet van tien gulden; iedereen kreeg vijf biljetten van één gulden en twee biljetten van 2,5 gulden. Was het wel een tientje geweest, dan was het uitgeven lastig geweest omdat er te weinig wisselgeld, namelijk alleen munten, was. En die tien gulden was ook geen cadeau van de minister; dat tientje kreeg men in ruil voor tien gulden aan bankbiljetten die ingetrokken werden. De hele operatie dreigde overigens te mislukken.

De nieuwe bankbiljetten werden namelijk in Londen gedrukt omdat papier in Nederland, net zoals veel andere producten na de oorlog, schaars was. Die bankbiljetten moesten tijdig uit Engeland naar Nederland worden overgebracht en dat dreigde te mislukken door een staking van de Britse havenarbeiders. Minister Lieftinck vloog daarop hoogstpersoonlijk naar Londen om ervoor te zorgen dat de nieuwe bankbiljetten wel op tijd zouden arriveren in Nederland. Met deze hele operatie roomde de regering ruim 3 miljard gulden af, meer dan de helft van de totale geldhoeveelheid na het einde van de oorlog.

Hoe een ongelukje kan leiden

tot een bedrijf van wereldklasse